Sietze de Vries, Orgel in de Maria Frieden Kirche te Dübendorf

Sietze de Vries heeft opnieuw van zich doen spreken door mee te werken aan een fraaie cd-productie.  Ditmaal betreft het een cd met werken van Johann Sebastian Bach en Felix Mendelssohn-Bartholdy en een improvisatie. Deze werken zijn opgenomen op het in 2014 voltooide Edskes-orgel in de Katholische Stadtkirche Maria Frieden te Dübendorf (Zwitserland). Op deze geluidsdrager leveren de Roden Girl Choristers onder leiding van Sonja de Vries eveneens een belangrijke bijdrage.

Edskes heeft met zijn nieuwe orgel (37 stemmen) opnieuw blijk gegeven van zijn vakmanschap. In het voorwoord omschrijft Dirk Trüten, cantor-organist in Dübendorf, het instrument als volgt: ‘Het instrument representeert vooral een laat-Barok orgeltype, waarbij poëtische kleuren in het grondstemmenbereik ruimschoots voorhanden zijn, zonder dat een heldere klank ontbreekt. Dit klankideaal was tot in de negentiende eeuw te horen en sluit daarom ook aan bij Mendelssohns kunst ‘die Orgel zu behandeln und für diesselbe zu denken’. Met andere woorden: de programmakeuze van Sietze de Vries is logisch. Het pedaal is helemaal zelfstandig met zijn uitgebreide dispositie (geen pedaalkoppels) en het staat in een aparte kas tegenover het Hoofdwerk en het Positief. Dit bevordert de transparantie in de polyfonie.

De Vries begint zijn recital met een sterke vertolking van Bachs ‘grote e-moll’ (BWV 548). We horen soeverein en stabiel spel, dat overigens geldt voor de hele cd! Om luistermoeheid door een langdurige plenumklank te voorkomen, koos De Vries ervoor om tussen het praeludium en de fuga het prachtige koraal ‘Herr Gott, nun schleuss den Himmel auf’ (BWV 617) in te lassen. Begrijpelijk, alleen vraagt het halfslot van het koraal (vijfde trap in a-mineur) mijns inziens om een ander tonaal vervolg dan de start van de fuga in e-mineur.

Het programma wordt vervolgd met ‘Allein Gott in der Höh sei Ehr’. Er worden drie orgelbewerkingen van Bach vertolkt. De eerste (BWV 662) speelt De Vries een toon lager dan het origineel, dus in G in plaats van in A. Een terechte keuze, want de Roden Girl Choristers zingen drie verzen (in G) van het koraal, dat de triniteit bezingt, in alternatim met de orgelbewerkingen. De koorklank van dit semi-professionele meisjeskoor (circa 22 zangers) onder leiding van Sonja de Vries is zuiver en overtuigend. Een bijzondere prestatie, want de leeftijd van de dames varieert van 8-16 jaar. De rol van de soliste Sanne Akkersma is ontroerend mooi.

In het motet Laudate Pueri van Mendelssohn (tekst is gebaseerd op de opening van de psalmen 113 en 128) is er een heel fraai teamspel te horen tussen dirigent, koor en organist. Het Edskes-orgel is door de klankkleuren en de opstelling een uitstekend begeleidingsinstrument.

Sietze de Vries is vooral bekend geworden door zijn interpretaties van oude muziek en zijn improvisatietalent. Zijn interpretatie van orgelmuziek van Mendelssohn was voor de recensent een onbekend terrein. De kennismaking was echter aangenaam. Het allegro con brio en het allegro maestoso worden met een hoorbare spelvreugde vertolkt. Zeker in het openingsdeel buitelen de noten over elkaar heen. Ik wil het spel van De Vries niet typeren als gejaagd, maar juist als een explosie van energie en vitaliteit. De middendelen worden poëtisch en met een zekere nuchterheid vertolkt (het voorbeeld van een aangename paradox!).

Na Mendelssohn was ik eigenlijk benieuwd naar een improvisatie van Sietze de Vries in de stijl van deze componist, maar dat moet hij maar eens doen op een volgende cd. Hij eindigt namelijk met een improvisatie in barokstijl (zoals we hem kennen) over het prachtige Duitse kerklied ‘Lobet den Herren’. De Vries buit hier de prachtige melodie van Johann Crüger en de dispositie van het orgel ten volle uit. Vernuftige octaveringen van registraties (worden vermeld in het booklet) zorgen voor prachtige klankkleuren. De melodie wordt in sommige variaties vrij behandeld (maar valt wel te herleiden!) en soms veel strakker, maar de variatiereeks (in alternatim met het koor) is wel een stilistische eenheid. De kracht van De Vries’ improvisatiekunst zit hem mede in zijn vormvastheid en compactheid. Hij speelt niet of nauwelijks noten teveel en dat moet hij opvatten als een groot compliment.

De opname is fraai en is zowel ruimtelijk als direct. De toelichtingen in het booklet zijn voorbeeldig en rechtvaardigen programmakeuzes.

Hartelijk aanbevolen!

Arjan Versluis, Kerk &Muziek, februari 2016