Fugue State Films 2023 (FSFDVDO16)
Recensent: Christo Lelie
Omstreeks 1708 begon Johann Sebastian Bach aan een ambitieus project waarbij hij zich ten doel stelde om korte voorspelen te schrijven bij 164 koralen uit het lutherse gezangboek in de volgorde van het kerkelijk jaar. Hij werkte er vooral aan in de jaren 1713-1717 toen hij als hoforganist in Weimar werkzaam was. In 1717 schreef hij in het notenboekje waarin hij de koraalzettingen aan het noteren was:
Orgel-Büchlein Worinne einem anfahenden Organisten Anleitung gegeben wird, auff al- lerhand Arth einen Choral durchzuführen, anbey auch sich im Pedal studio zu habilitiren, indem in solchen darinne befindlichen Choralen das Pedal gantz obligat tractiret vird. Dem Höchsten Gott allein zu Ehren, Dem Nechsten, draus sich zu belehren.
Nadat hij eind 1717 kapelmeester aan het hof van Anhalt-Köthen was geworden, had hij kennelijk tijd noch ambitie om nog veel koraalvoorspelen aan zijn Orgelbüchlein toe te voegen. Uiteindelijk bleef het bij de 46 voorspelen die we kennen uit de moderne edities. De bondigheid, originaliteit en muzikale kwaliteiten van het Orgelbüchlein behoeven hier niet nader besproken te worden, want welke organist kent niet dit meesterwerk – volgens Albert Schweitzer “dass Wörterbuch Bachschen Tonsprache”?
Unvollendete
Het is de vraag in hoeverre algemeen bekend is dat het Orgelbüchlein een Unvollendete is, net als Bachs Die Kunst der Fuge. Wie het in facsimile uitgeven handschrift doorbladert zal dat ogenblikkelijk constateren: het merendeel van de pagina’s bevat alleen de titel van het nog te schrijven voorspel en is verder leeg. Alleen van ‘O Traurigkeit, o Herzeleid’ schetste Bach de twee eerste maten. Van de resterende 117 voorspelen moeten we maar raden wat Bach ervan gemaakt zou hebben.
Het was de Engels/Canadese in muziekdocumentaires gespecialiseerde filmmaker Will Fraser, producer van het label Fugue State Films, die graag wilde weten hoe de resterende voorspelen geklonken kunnen hebben. Om daarachter te komen vroeg hij de Nederlandse organist Sietze de Vries het Orgelbüchlein met improvisaties in Bach-stijl te completeren.
Om De Vries deze uitdagende opdracht te geven lag voor de hand: zoals bekend profileert De Vries zich al vele jaren als een onnavolgbare improvisator in oude stijlen en Fraser werkte eerder al succesvol met hem samen.
Zo kwam medio 2023 de inmiddels alom in de pers geprezen box Bach’s Missing Pages – An Expended Orgelbüchlein op de markt, bestaande uit een 210 minuten durende dvd en twee cd’. Op beide is De Vries te horen in Bachs voltooide 46 koraalbewerkingen plus 45 improvisaties. In het booklet schrijft De Vries dat hij er bewust voor gekozen heeft om niet alle 118 ontbrekende koralen op te nemen, niet alleen omdat het project dan buitensporig omvangrijk zou worden, maar ook omdat van veel van de door Bach genoteerde titels niet duidelijk is welke melodie hem voor ogen stond.
De Vries bespeelt beurtelings het grote, uit de renaissance stammende en door vader en zoon Arp en Franz Caspar Schnitger in Noord-Duitse stijl omgebouwde orgel van de Martinikerk te Groningen en het Hinsz-orgel uit 1733 van de Petruskerk in Leens. De afwisseling tussen de verzadigde en warme klank van het Martini-orgel in de ruime akoestiek, en de directere Klankuitstraling van het dorpsorgel in Leens – beide topinstrumenten voor Bach-vertolkingen -, maakt deze productie zeer aantrekkelijk, door de sublieme geluids- en video-opnames, maar bovenal door het schitterende spel van De Vries in een veelheid aan registraties.
Gevarieerde shots
Op de dvd zien we De Vries alle 91 stukken spelen, in gevarieerde shots, ook van zijn pedaalspel, handen en gezicht (vanuit de orgelkas gefilmd door de bewegende abstracten). Voorafgaand en ook tijdens de opnames nam Frasers camerateam spectaculaire dronebeelden op in beide kerken en daarbuiten, hoog boven Groningen en Leens. In zijn weergaloze en vlekkeloos opgenomen improvisaties gebruikt De Vries de modellen die Bach in het Orgelbüchlein aanreikte. Opvallend is zijn virtuoze pedaalspel, waarbij hij zich nooit beperkt tot simpele harmonische ondersteuning, maar steeds weer zelfstandige motieven realiseert. Bijzonder op dreef is hij in de motorische plenumkoralen, naar model van “Herr Christ, der ein’ge Gottessohn’ (BWV 601):
De Vries is zo bedreven in het improviseren dat hij er niet voor terugschrok de meest complexe vormen van Bach te gebruiken. Naast de voor een improvisator lastige canons tussen manuaal en pedaal, tevens een door Bach uitgevonden complexe variatietechniek waarbij de linkerhand een volkomen zelfstandige, virtuoze melodielijn krijgt toebedeeld, zoals in Bachs ‘Herr Gott, nun schleuss den Himmel auf’ (BWV 617):
In het booklet geeft De Vries een overzicht van alle voorspeltypes uit het Orgelbüchlein. Hij meldt daarbij dat hij daarnaast een enkele keer een vorm benutte die Bach niet gebruikte: bijvoorbeeld het spelen van de cantus firmus in de bas op geoctaveerd pedaal in volle 32’-bezetting in De Vries’ monumentale ‘Ein feste Burg ist unser Gott.
De dvd is in zeven hoofdstukken van 30 minuten opgedeeld. De Vries geeft steeds na een aantal achter elkaar gespeelde voorspelen toelichtingen vanaf de orgelbank, in het Engels. Hoofdstuk 1 opent hij met een inleiding over het Orgelbüchlein. Daarna signaleert De Vries dat Bach hierin enkele registratie-aanwijzingen geeft die informatie geven over het orgeltype waar hij de bundel voor schreef: boven “Gott durch deine Güte / Gottes Sohn ist kommen’ staat Manual Prinzipal 8 Fuss, Pedaal Trompete 8 Fuss.
De Vries stelt vast dat op de orgels uit Bachs omgeving de tongwerken veel te luid zijn voor deze registratie. Des te beter is de balans op Noord-Duitse orgels. Hij concludeert daarom dat Bach de Noord-Duitse orgels voor ogen moeten hebben gestaan, die hij had leren kennen tijdens zijn lessen bij Georg Böhm in Lüneburg en zijn bezoeken aan Lübeck en Hamburg. De mondelinge toelichtingen in de eerste vier hoofdstukken hebben vervolgens niets met het Orgelbüchlein te maken: het betreft uitsluitend uitleg over beide bespeelde orgels met vele demonstraties van individuele registers en hun combinaties. De Vries doet dit aan de hand van altijd weer originele, muzikanteske improvisaties. Toch blijft de kijker in deze hoofdstukken met de vraag zitten waarom hij verder niets vertelt over het Orgelbüchlein en zijn improvisaties. Dat komt pas in de laatste drie hoofdstukken, stellig omdat daarin de improvisaties domineren.
In hoofdstuk 5 stelt De Vries de vraag aan de orde in hoeverre de koraaltekst voor Bach leidend is geweest voor zijn verklankingen. Sinds Albert Schweitzer menen vele Bach-kenners dat hier sprake van is. De Vries erkent dat er in het Orgelbüchlein zeker voorbeelden staan waarin dat daadwerkelijk het geval is: bijvoorbeeld als Bach seufzers gebruikt, zoals in ‘O Lamm Gottes, unschuldig’ is de connotatie altijd droefenis en in canonische voorspelen gaat het of om het navolgen van Christus, of om het volgen van de wet, aldus De Vries. Toch betwijfelt hij of in veel andere koraalvoorspelen wel sprake is van tekstillustratie. Als voorbeeld noemt hij BWV 600, dat blijkens de dubbele titel voor twee totaal verschillende koralen als voorspel kan dienen: ‘Gott, durch deine Giite / Gottes Sohn ist kommen.
In zijn uitleg over de door hem gebruikte variatietechnieken geeft De Vries korte demonstraties, steeds op basis van de overzichtelijke, isometrische versie van de Geneefse psalm 134. Daarmee maakt hij veel inzichtelijk. Ook legt hij uit hoe hij, voor hij gaat improviseren, uitzoekt of een koraalmelodie geschikt is om deze canonisch te behandelen, en zo ja, in het octaaf, de kwint of de kwart.
Core business
Stellig de belangwekkendste informatie geeft De Vries als hij over improvisatie spreekt. Hij stelt vast dat in de tijd van Bach, maar ook in de eeuwen daarvoor en tot zeker het midden van de negentiende eeuw, improvisatie de core business (hoofdbezigheid) van iedere organist was. Literatuurspel was min of meer een bijkomstigheid. Tegenwoordig is dat precies andersom. “Zelf ben ik als jongetje direct begonnen te improviseren en dat is in mijn musiceren altijd centraal blijven staan’, vertelt De Vries. “Improviseren heb ik hier- door op volstrekt natuurlijke wijze aangeleerd, zoals een kind leert spreken. Het is voor mij een moedertaal. Pas later, bij mijn eerste orgellessen, heb ik leren notenlezen.
Dat improvisatie op het tweede plan in de hedendaagse orgelpraktijk is beland, komt door de manier van lesgeven. Sinds de tweede helft van de negentiende eeuw gebeurt dat op basis van gedrukte muziek en methodes. Is het niet volstrekt onnatuurlijk om een taal te leren spreken door dat vanuit notatie te doen? Ik heb muziek altijd volledig auditief benaderd, ook het Orgelbüchlein. Eerst komt het zingen van de melodie, dan het erbij zoeken van de juiste harmonieën en vervolgens ga ik uitzoeken welke vorm het beste werkt. Zo moet Bach het ook hebben gedaan, om zijn improvisaties pas daarna te noteren. Dat deed hij niet om ze van het blad na te (laten) spelen, maar als modellen voor improvisaties voor hemzelf en voor zijn collega’s en leerlingen.”
Het Orgel Januari 2024