Noord-Duitse klanken in Noord-Amerika

De Verenigde Staten beschikken over een interessant orgellandschap. Er ontwikkelde zich daar een eigen or¬gelbouwstijl, gebaseerd op zowel het Engelse als Franse orkestrale type uit de negentiende eeuw. Daarnaast kwamen er steeds meer Amerikaanse bouwers die hun inspiratie putten uit andere bronnen, zoals de Itali¬aanse of Duitse barok. Een van hen is John Brombaugh, die in Collegedale, een van de centra van de Zevende-dags Adventisten, maar liefst vier orgels bouwde.

Twee van deze instrumenten, het re¬naissanceorgel van de Ackermancon¬certzaal en het grote, meer barokke, instrument van de kerk bij de universi¬teit, worden op deze dubbel-cd be¬speeld door Sietze de Vries.
Het kleine orgel is een vrijwel compro¬misloos instrument in zeventiende-eeuwse stijl met een middentoonstem¬ming. Een van de weinige compromis¬sen is de plaatsing van een houten Prestant, een typische Brombaughstem die hij de laatste jaren in vrijwel al zijn orgels bouwde. Een stem met het tim¬bre van een metalen Prestant, maar het volume van een vrij zachte fluit. Het grote orgel heeft in hoofdzaak een Noord-Duits barokkarakter, maar hier heeft de bouwer zich toch wat meer moeten aanpassen. Zo beschikt het – typisch Amerikaans – ook over een zwelwerk met onder meer een zwe¬vend gestemde Céleste. De Oak Princi¬pal’ (eiken Prestant) heeft hier een plaatsje op het borstwerk gekregen. Op beide instrumenten speelt De Vries een interessant programma met wer¬ken die de orgels op het lijf geschreven zijn, aangevuld met enkele improvisa¬ties. Wie het spel van deze organist kent, weet van zijn voorliefde voor tongwerkregistraties. Wat dat betreft komt hij in hier volop aan zijn trekken. De grote tongwerken hebben een mooie ronde klank. Luister naar de trompetten en bazuinen, vooral in de lagere ligging. Hooguit zou de Bazuin 32 vt van het pedaal (van het grote or¬gel) iets ingetogener mogen klinken. Ook de kortbekerige tongwerken als Regaal en Vox Humana klinken op bei¬de orgels uitstekend. Een bijzonderheid aan dit grote orgel is een horizontale trompet, die alleen in de discant is ge¬bouwd en dus alleen voor cantus fir¬musregistraties gebruikt kan worden.

Stijlimprovisaties
De Vries start de eerste cd met de grote koraalcyclus over ‘Es ist das Heyl uns kommen her’ van Matthias Weckmann. Voor dit werk bezit het grote orgel in Collegedale alle stemmen die maar no¬dig zijn. Sietze de Vries vervolgt zijn programma met de koraalbewerking over ‘Mit Fried und Freud ich fahr da¬hin’, een bewerking van de lofzang van Simeon door Dieterich Buxtehude. Het werd in de lutherse traditie als treur¬muziek gebruikt, Buxtehude voegde daarom aan de vier coupletten een ‘Klag-lied’ toe. De Vries zorgde bij de vertolking daarvan voor een drama¬tisch effect, door de melodie (gespeeld door twee gekoppelde Prestanten) te begeleiden door een Vox Humana (met tremulant) en in de bas naast 16- en 8vt-stemmen ook de Subbas 32vt mee te laten klinken. Indrukwekkend!
Het kleine orgel laat De Vries horen in literatuurspel met werken van Swee¬linck en kleinere delen uit het Susanne van Soldtmanuscript. Voor de rest van de cd’s tekent hij met improvisaties. Het meest opvallende daarvan is hoe goed deze zijn gedacht vanuit de moge¬lijkheden — en beperkingen — van de twee orgels. De Vries voelt zich het meeste thuis in barokke stijlimprovisa¬ties; dat is goed te horen op het grote orgel. Maar ook het kleine orgel klinkt onder zijn vaardige handen op z’n best. De zestiende-eeuwse melodie van ‘Merck toch hoe sterck’ blijkt daar heel geschikt voor te zijn.
De tweede cd wordt afgesloten door een improvisatie op het grote orgel op het thema A.H.B.A.C.H, een eerbetoon aan Anton Heiler en aan Bach. De Vries hanteert hier een negentiende-eeuws idioom, waarmee hij deels de mogelijk¬heden van het zwelwerk toont. Hoewel best interessant om naar te luisteren, is dit toch het zwakste deel van de cd-set. Zowel orgel als organist voelt zich be¬ter thuis bij andere perioden.
Alles bij elkaar is dit een heel interes¬sante set, zowel vanwege het spel van Sietze de Vries als vanwege de klank van de twee fraaie orgels die John Brombaugh in Collegedale bouwde.

Roel Sikkema, Nederlands Dagblad, 16-5-2008