Sietze de Vries (red.). Uitg. Boeijenga, Veenhuizen
2009. Boek 106 blz. geb. met 5 cds en een dvd.
Twee delen in een box €75, –
‘Pronkjuwelen’, iedereen die het Groninger Volkslied zingt, herkent het ‘pronkjewail’ uit dat lied. Maar terwijl daar de stad Groningen wordt bedoeld, te midden van de provincie (de Ommelanden), gaat het in deze vorstelijke uitgave om het orgelbezit van stad en provincie.
Mag Nederland een echt orgelland worden genoemd, Groningen is daarbinnen een echte orgeltuin. Nergens ter wereld staan zoveel waardevolle, beschermde orgels op een kluitje bij elkaar. Bijna elk dorp heeft wel een kerk met daarin een oud orgel dat op de monumentenlijst staat.
Deze uitgave laat niet alleen een belangrijke selectie van deze orgels zien, maar ook horen. Dat begint allereerst met een boek, waarin organist Sietze de Vries in het kort (in drie talen de geschiedenis van de Groninger orgelbouw beschrijft waarna een deel met prachtige foto’s met technische informatie volgt van de orgels die op de bijgeleverde cd’s en dvd te horen en te zien zijn.
De Vries levert met dit boek een prestatie van formaat. Hij schreef niet alleen de tekst, en speelde de cd’s vol, maar maakte ook alle foto’s. Het fotowerk is schitterend. Fraai zijn ook de detailfoto’s die van sommige orgels zijn gemaakt. Soms kom je daarop merkwaardige dingen tegen, zoals bij het Faber-orgel uit Zeerijp, waarop een cartouche niet alleen de namen van de kerkenraadsleden en de bouwer, maar ook die van de ‘pastoor’ is vermeld. De foto staat in het Engelstalige deel van het boek en in het onderschrift is dat woord met ‘priest’ vertaald, maar het zal in 1651 toch wel echt een gereformeerde dominee zijn geweest!
De Vries geeft ook een verklaring voor het feit dat er in Groningen in verhouding nog veel zeventiende en achttiende eeuwse orgels zijn die redelijk ongeschonden de negentiende eeuw zijn doorgekomen. De provincie was rijk in die eerste eeuwen, de landadel had een grote invloed in de kerk, waarnaast prachtige orgels ook mooie preekstoelen, herenbanken en hier en daar grafmonumenten opleverde. In de negentiende eeuw was het armoe troef en hadden de Groningers te weinig geld om die oude orgels te moderniseren.
Toch wringt er iets aan die verklaring. Want juist in de kerken die rond 1800 nog geen orgel hadden, werden in de loop van de negentiende eeuw veel nieuwe orgels geplaatst. Bouwers als Freytag, Lohman, Van Oeckelen, Eertman en Meijer drukten hun stempel op de Groninger orgelbouw in de negentiende eeuw. Zou niet veeleer een wat conservatieve inslag van die bouwers een rol hebben gespeeld? Opvallend is immers dat nog tot ver in de negentiende eeuw orgels met een vrij klassieke klank werden gebouwd en bouwers met respect voor het oude werk van Schnitger en Hinsz orgels hebben gerestaureerd en uitgebreid.
Een mooi voorbeeld is het orgel van Noordbroek, waar Freytag het oude front heel stijlgetrouw vergrootte en nieuwe pijpen nauwkeurig in de oude factuur vervaardigde. Kennelijk zagen die bouwers – de Brabantse bouwer Van Oeckelen nog het minst – de grote kwaliteit in van hun oude voorgangers van wie Arp Schnitger met kop en schouders boven de anderen uitstak. Ook de bekende orgeldeskundige Jan Jongepier lijkt die kant uit te denken wanneer hij in een bonustrack wijst op het conservatieve karakter van veel negentiende eeuwse Nederlandse dorpsorgels. Op die track schetst hij met behulp van het fraaie orgel van Zuidbroek een interessant beeld van de ontwikkeling van de orgelbouw van ongeveer 1650 tot 1850. Een ontwikkeling die niet los staat van de cultuurhistorie van die eeuwen.
Neuzelend harmonium
Als inleiding op de maar liefst vijf cd’s kan de dvd gelden. Met als rode draad het orgel van de Martinikerk in Groningen wordt de geschiedenis van de Groninger orgelbouw vertelt. Dat instrument is daar erg geschikt voor omdat het pijpwerk bevat uit diverse perioden, van ongeveer 1480 tot 1986. De 85-jarige orgeldeskundige Cor Edskes mag dat verhaal vertellen en doet dat met verve. Het is grappig te zien hoe welbespraakt deze man is in vergelijking met zijn veel jongere broer Bernhardt, de orgelbouwer die al net zo enthousiast is over Schnitgers werk.
Diverse van de orgels die ook op de cd’s staan, worden bezocht. Interessant is het de instrumenten van binnen te bekijken en het oude pijpwerk zien. Heel mooi zijn de verschillen tussen de vocale, meer sonore stemmen van de oude zeventiende eeuwse orgels te horen, in vergelijking met de meer zilveren klank van Schnitgerpijpwerk. Mooi is de scène waarbij Jürgen Ahrend, de orgelbouwer die het Martiniorgel restaureerde, in de pedaaltoren met de enorme 32’- prestantpijpen staat.
Van Van Oeckelen moet Cor Edskes weinig hebben begrijpelijk als je bedenkt dat deze bouwer het Martiniorgel nogal verminkt heeft. Bij het Van Oeckelenorgel in Middelstum noemt Edskes het grote aantal achtvoetsstemmen, dat volgens hem maar weinig nut heeft. Want die dragen nauwelijks bij aan het volume van het orgel. Nee, maar dat was nu ook net niet de bedoeling. In de negentiende eeuw waren al die stemmen niet nodig om veel volume te maken, maar om zachte klanken op diverse manieren te kleuren. Veelzeggend is ook het wegwerpgebaar dat Edskes maakt, wanneer hij de doorslaande Clarinet en Fagot laat horen. Kennelijk doet dat register hem te veel aan een neuzelend harmonium denken.
Improvisatielessen
De vijf cd’s worden vol gespeeld door Sietze de Vries in een combinatie van improvisaties en literatuur. In de improvisaties kan hij zich uitleven. Elk orgel krijgt een ‘behandeling’ die bij het karakter van het instrument past. Hoewel De Vries een specialist is in barokke improvisaties, komen de latere orgels in negentiende- of twintigste eeuwse (Farmsum!) stijlen tot klinken.
Terecht voert De Vries in het boek een pleidooi voor improvisatielessen. Dat vergroot het speelplezier van de organist en daardoor kan hij de mogelijkheden van het orgel beter benutten. Luister maar naar het gebruik van de Cornet 2 voet, een pedaaltongwerk dat in Groningen veelvuldig is gebouwd en buiten die provincie alleen maar op grote orgels voor komt.
Trouwens, de tongwerken zijn op zich al een reis naar het hoge noorden waard. Luister maar eens naar de laagste tonen van de Groninger pedaalbazuinen en de trompetten met hun prachtige sonore klank. Qua volume overstemt het de rest van het orgel nergens later in de tijd klinken ze steeds krachtiger en grover. Fraai zijn ook de Vox Humana’s van de barokke bouwers.
De Vries’ literatuurspel is hier en daar wat onrustig. Ook speelt hij vaak nogal strak, het zou allemaal net iets zangeriger kunnen klinken. Hoewel… soms kan zo’n speelmanier ook tot onverwachte schoonheid leiden.
Zoals in track 4 van de derde cd, overigens een improvisatie, waarin De Vries zijn tempo lijkt te hebben gebaseerd op de slag van de tremulant. Zijn triolen passen daar precies op.
In deze box zijn een aantal topstukken uit Nederlands orgeltuin op een fraaie wijze gepresenteerd. Een voorbeeld voor andere provincies, deze uitgave die goed past in de 5-december schoen van een echte orgelfreak.
Roel Sikkema (ND), 6-11-2009