Orgelprobe Martinikerk Groningen

De afgelopen jaren heeft Sietze de Vries een ‘cd-tournee’ ondernomen waarbij hij, op wisselende orgels, steevast een programma samenstelde van improvisaties afgewisseld met literatuur. Het vijftienjarig bestaan van het label JSB records én de benoeming van Sietze tot een van de kerkorganisten in de Martinikerk te Groningen vormen natuurlijk een prachtige aanleiding voor (opnieuw) een opname uit de Groningse hoofdkerk. Bij zijn latere cd-producties zocht Sietze steeds de samenwerking met andere musici; ditmaal maken blokfluitist Eran Wajsenblum, slagwerkster Kalina Vladovska en de Roden Girl Choristers onder leiding van Sietzes echtgenote Sonja hun opwachting.

De Martinikerk heeft twee orgels; naast het befaamde hoofdorgel siert het Picardorgel het koor. Een prachtig instrument dat helaas een beetje in de schaduw van de grote broer staat. Sietze de Vries opent op het hoofdorgel met een drietal werken van Bach die van oorsprong niet voor het orgel bedoeld zijn. Hierbij maakt vooral het Ricercare uit Das Musikalische Opfer indruk. Opvallend is de overeenkomst met het middendeel van het Pièce d’Orgue BWV 572, zoals Sietze in het booklet terecht aanstipt. Het is een perfect stuk muziek om eens even goed met het plenum uit te pakken, een kans die De Vries met beide handen aangrijpt. In de partita over Pseaume 8 weet Anthon van der Horst zeer intellectueel doorwrochte polyfonie te combineren met welluidende muziek. Ik vergeleek de uitvoering van Sietze de Vries met de gezaghebbende opname van Charles de Wolff (oud-leerling van Van der Horst) uit 1995 op het label JQZ. De Vries geniet het voordeel dat ‘zijn’ orgel zich uitstekend leent voor deze muziek, beter dan het rond klinkende orgel van Gorinchem dat De Wolff bespeelt. Bij partita 4, een driestemmige canon, noteerde Van der Horst twee versies in omkeerbaar contrapunt, rectus en inversus. De Wolff speelt ze beide, De Vries laat alleen rectus horen. De Air klinkt bij De Wolff warmer, de afsluitende Dialogue, uitmondend in Organum, juist weer onstuimiger. Sietze de Vries speelt deze muziek op respectabele wijze, maar moet hier toch in Charles de Wolff zijn meerdere erkennen.

Een programmatisch mooie vondst is de keuze voor een aantal instrumentale dansen die Michaël Praetorius verzamelde in zijn Terpsichore (1612). Sietze de Vries riep bij de uitvoering de hulp in van slagwerkster Kalina Vladovska. Het resultaat is fantastisch: bij iedere dans wordt de orgelklank verrijkt met steeds wisselend, bijpassend slagwerk. De cd ontleent zijn titel aan de Orgelprobe, een door Johann Mattheson omschreven proefspel dat de sollicitant voor een organistenbetrekking zou moeten uitvoeren. Let wel: er klinkt geen noot orgelliteratuur, er wordt uitsluitend geïmproviseerd! In dit ‘proefspel’ blijkt met welk jaloersmakend gemak Sietze de Vries de cantus firmus van Wer nur den lieben Gott op het pedaal kan doorvoeren, terwijl de handen het contrapunt spelen. En nu weet u ongetwijfeld dat de zeer rijke Groninger pedaaldispositie van 32 tot en met 2 voet loopt. Met dit arsenaal aan pedaalregisters tovert De Vries moeiteloos naar believen de cantus firmus in bas-, tenor-, alt- of sopraanligging te voorschijn.

Op de tweede cd opent Sietze met een prachtige improvisatie over Psaume 149. Uit de titel blijkt al, dat de fantasie op Franse leest geschoeid is. Het is echt bewonderenswaardig hoe Sietze in zijn improvisaties werkelijk naadloos op het karakter van een orgel weet aan te sluiten! Vervolgens blijkt de cd verschillende aangename verrassingen in petto te hebben. De eerste is de medewerking van de Roden Girl Choristers onder leiding van Sonja de Vries. Onder haar leiding blijkt dit meiden-/vrouwenkoor tot een on-Nederlands niveau gestegen te zijn! Alles klopt: de intonatie, de dictie, de ritmiek, de timing, de expressie, kortom: alles. De tweede verrassing is dat dit koor Sietze heeft geïnspireerd tot het schrijven van koormuziek die qua idioom aansluiting zoekt bij de Engelse traditie. De dames tekenen voor een wonderschone uitvoering van Sietzes Beati Omnes en zorgen voor de gezongen verzen van Creator alme siderum met prachtige, sfeervolle improvisaties in de afwisselende orgelverzen.

Minder enthousiast ben ik over Bachs Vierde Triosonate. Als je een orgelconcert geeft op een eenmanualig orgel is het denkbaar dat je de hulp inroept van een blokfluitist om tóch die triosonate te kunnen spelen. Maar als je een triosonate in de Groningse Martini op het koororgel met behulp van een blokfluitist uitvoert, schiet je wat mij betreft je doel voorbij als je je realiseert dat aan de andere kant van de kerk het perfecte orgel staat om die triosonate uit te voeren zoals Bach hem bedoeld heeft, namelijk als orgelsonate. Daarbij loopt het samenspel niet altijd perfect synchroon en hoor ik soms ongerechtigheden in de intonatie bij Eran Wajsenblum. Veel aardiger is het idee om de variaties over Psalm 33 van Jacob van Eyck voor blokfluit solo als uitgangspunt te gebruiken voor een alternatim tussen blokfluit en geïmproviseerde orgelverzen van Sietze. Tot slot moet ik even iets aanstippen hetgeen ik, eerlijk gezegd, niet chique vind. Sietze de Vries werkt op zijn cd’s graag samen met andere musici om een zo rijk en afwisselend mogelijk klankbeeld te kunnen realiseren en het resultaat is dienovereenkomstig. Vervolgens is in het booklet wel een cv plus foto van Sietze de Vries opgenomen, maar over de andere musici, waaronder zijn echtgenote Sonja, wordt met geen woord gerept. Als je collega-musici zo succesvol uitnodigt om aan je productie mee te werken, wees dan collegiaal en zet ze ook in het zonnetje!

Lex Gunnink, de Orgelvriend december 2018